Naar de oorsprong voor zijn liefde voor het strand en het strandracen hoeft niet ver gezocht te worden bij Ivar Slik. De renner van A Bloc groeide op in het Noord-Hollandse Bergen, dichtbij de kust dus. Hij sloeg de afgelopen seizoenen geen jaar over op het strand, maar lang was het zijn brandende ambitie om wegprof te worden. Hij schopte het ooit tot stagiair bij Team Belkin en droeg twee jaar het tricot van de pro continentale profformatie Roompot. Tegenwoordig is het strandracen voor hem minstens net zo belangrijk.
"Het is zo afwisselend en puur"
Foto: directsportfoto.nl
Hij zag als jongetje ooit de deelnemers aan Egmond-Pier-Egmond (EPE) over het strand racen en was direct verkocht. ‘’Dat wilde ik ook, dat leek me zo leuk. In 2014 was mijn eerste deelname. Ik was toen 21 jaar en reed voor het Rabobank Development Team. Ik werd direct vierde. Sebastian Langeveld won die editie. Ik was voortvarend gestart, maar viel op het laatst stil. Ook de jaren daarna wist ik helaas nog niet te winnen. Die zege in EPE staat nog altijd héél hoog op mijn verlanglijstje voor de komende jaren.’’
De renner die in 2019 en 2020 Europees kampioen op het strand was – hij droeg onlangs de trui over aan de Fransman Leroux – blijft na al die jaren ervaring nog altijd positief verrast door het wisselende decor voor het strandfietsen. Want misschien denk je: strand is strand. Maar dan kom je bedrogen uit. Slik: ‘’Het is eigenlijk elke keer weer anders. Als het springtij is, heb je haast geen strand. Maar de ondergrond kan er ook zo hard bijliggen dat het net een wegkoers is. Dan ga je met zestig kilometer per uur met de wind mee om vervolgens met twintig per uur terug te keren. Je moet altijd blijven kijken waar het strand het best ligt. Is dat net naast het water of meer langs de duinen. Soms denk je een goed spoor te hebben, maar dan zie je anderen langszij komen. Je rijdt dan in dat goede spoor zo een halve minuut dicht. Dus je moet blijven kijken en bijstellen als dat nodig is. Je gaat op een gegeven moment ook de structuur van het zand herkennen en dat gebruiken in je race. Soms zijn stukken slecht door de omstandigheden, maar je hebt ook opgespoten stukken, zoals bij de Hondsbossche Zeewering (bij Petten), waar het altijd ploegen is.’’
Trend onder wegrenners
Hij zag de sport al maar populairder worden de afgelopen jaren. ‘’Het strandracen wordt ook steeds meer een trend onder wegrenners. Ook in hun rustperiode willen die toch wel minimaal één keer per week intensief trainen. Zoals Mathieu van der Poel en Wout van Aert in het veld doen en daar toch ook van profiteren in hun wegprogramma. Strandracen kun je qua inspanning vergelijken. Het is een uur tot anderhalf uur volle bak presteren. Maar je hebt minder materiaal nodig in vergelijking met een veldrit en kunt zonder begeleiders gaan. Bovendien lijkt de strandrace qua tactiek meer op een wegkoers.’’ Pioniers als voorheen Laurens ten Dam, maar zeker ook Sebastian Langeveld wisten het al, maar er komt steeds meer navolging van wegprofs die het strand op gaan in de winter. Ook internationaal. ‘’De afgelopen winter reed ik in België al een wedstrijd met onder anderen Yves Lampaert en Tim Declercq van Deceuninck-QuickStep. Ik vind dat als strandracer alleen maar mooi. De sport wordt er groter van. Die mannen zien de charme nu ook. Het is langs de kust, je levert strijd tegen de elementen. Maar het is ook technisch. Het kan heel hard gaan in een groep, maar soms is het net als in een cross ieder voor zich. Voor de recreanten is het mooi om met een ‘mass start’ zij aan zij te staan met de soms bekende profs.’’
"Het is ook een heel sociale sport"
Dat de sport groeit en Slik al heel wat ervaring heeft, maakt dat hij ook vaak vragen krijgt. ‘’Vooral van buitenlanders. Over de bandbreedte die je gebruikt of over het stuur, voornamelijk. Merken willen graag dat je hun producten gebruikt en toont. De sport is vrij toegankelijk. Je kunt op je mountainbike starten, maar dan het liefst zonder de vering. Het gebruik van specifieke strandbanden geeft het meeste voordeel in de wedstrijd. En dan moet je voor de wedstrijd ook keuzes maken over hoe hard je die banden zet. In het zand wil je grip, maar je wilt op de harde stukken ook weer niet op te zachte banden rijden. En het is handig om een groot buitenblad te gebruiken, voor als je voor de wind met zestig over het strand komt te rijden.’’
Geen dure sport
Het is volgens Slik waar dat het zeewater niet bevorderlijk is voor je fiets. Maar bij goed onderhoud, kun je veel ellende voorkomen. ‘’Je probeert sowieso zo min mogelijk door het water te rijden, maar soms ontkom je er niet aan. Het is dan zaak om direct na de wedstrijd de fiets af te spuiten en weer droog te maken. Soms herhaal je dat nog een keer. Als je de fiets zonder onderhoud weg zet, dan heb je wel een probleem en zul je regelmatig onderdelen moeten vervangen. Maar verzorg je de fiets goed, dan hoeft het echt geen dure sport te zijn. Het levert ook niet heel veel op. De eerste drie krijgen vaak een geldbedrag, maar het grote geld is er (nog) niet in deze sport. Vaak wordt het georganiseerd in samenwerking met een strandtent, waar de inschrijving is voorzien. Voor corona zat het dan afgeladen vol met deelnemers die een warme chocolademelk kwamen drinken om bij te komen van de inspanning. En om de ervaringen over je wedstrijd te delen natuurlijk. Het is ook een heel sociale sport.’’