Als bondscoach op de baan van duurrenners als Kirsten Wild en Jan Willem van Schip had Peter Schep letterlijk goud in handen, maar toch leverde hij zijn contract bij de KNWU per 1 januari van dit jaar in om performance coach te worden bij Education First. Bij deze Amerikaanse World Tour ploeg kreeg hij de algehele coördinatie van de trainingsvoorbereiding van de renners onder zijn hoede. Het was in het begin best wel eens zoeken naar zijn plaats, maar inmiddels voelt de Utrechter zich als een vis in het water in zijn nieuwe omgeving.
“Als de kans voorbij komt om iets te doen waar je hart ligt, dan moet je dat doen.”
Zelf schopte hij het als wegrenner tot de opleidingsploeg van Rabobank, maar op de baan kwamen de grootste successen, met als hoogtepunten enkele zesdaagse zeges en de wereldtitel op de puntenkoers in 2006. “Die overstap die ik zelf naar de baan maakte, zorgde er voor dat ik kennis opdeed van beide disciplines. Toen zag ik de kansen die het bood voor renners om beter te worden én op de weg én op de baan door die combinatie te zoeken. Zo heb ik best veel kennis van de piste toepast in het wegwielrennen bij de renners die ik train. Mijn trainingen voor de weg zijn veel specifieker dan veel anderen gewend zijn. Dat heeft met ervaring te maken, maar ook met de kansen die ik heb gekregen door te leren van mijn toenmalige KNWU-sprintcollega’s René Wolff, Bill Huck en Hugo Haak. En van een wetenschapper als Jabik Jan Bastiaans, die ook bij de bond betrokken was. Als wielertrainer ontwikkel je het meest als je met collega’s ervaringen kunt delen. Ik denk dat mijn kennis zo gegroeid is, dat ik nu de stap naar de weg kan maken. Maar je moet de kans natuurlijk ook krijgen.” Schep voelde dat de baan bij Education First hem meer op het lijf geschreven was. “Op de baan ben je coach, maar ook een manusje van alles. Daarbij besefte ik heel goed dat ik niet altijd alle taken honderd procent deed. Als ik in de spiegel kijk, besef ik dat ik meer een trainer dan een coach ben. Je hebt ook mensen met een natuurlijke autoriteit, die gewoon op en top coach zijn. Natuurlijk kun je daaraan werken. Maar als de kans voorbij komt om iets te doen waar je hart ligt, waar je gewoon trainer kunt zijn, mensen beter kunt maken, dan moet je dat doen.”
Wat doet een performance coach
De reden is helder, maar wat doet een performance coach nu precies? “Ik train een deel van onze ploeg. Ik heb Moreno Hofland, Julius van den Berg, Sep Vanmarcke, Daniel Mclay en Matti Breschel onder mijn hoede. Maar ik heb ook het overzicht over de gehele trainingsdatabase. Ik kijk mee en heb contact met de trainers. Dat zijn soms trainers binnen ons team en soms externe trainers. Die laatste groep kost extra communicatie en werk, maar we staan dat in sommige gevallen wel toe als het een waardevolle toevoeging is. Ik draag bij aan een goede samenwerking en ben bij ons ook de tijdritspecialist in het begeleidingsteam. We hebben op dat terrein mooie stappen gezet. Je ziet dat renners verbeteren, dat we vaker top tien rijden en daardoor gaat het tijdrijden meer leven, besteedt iedereen er net wat meer aandacht aan, komt er geloof in goede resultaten. Aandacht helpt altijd. Het zijn goede renners, maar je kunt helpen de puzzelstukjes op de goede plek te leggen om een optimaal resultaat te bereiken. Iemand als Sebastian Langeveld – die als enige overigens wordt getraind door teammanager Jonathan Vaughters zelf – is ook een renner die zich weer enorm verbeterd heeft. Als je ziet dat hij maar acht seconden toegeeft op een specialist als Jos van Emden op het NK, dan kun je zeggen dat hij op wereldniveau is gaan presteren op dit onderdeel.”
Hij zegt het enthousiast en oprecht, maar draait er niet om heen dat hij in het begin van het jaar best zoeken moest naar de beste invulling van zijn nieuwe rol. “De overstap naar deze ploeg voldoet ondertussen wel aan de verwachting. In het begin merkte ik wel dat het anders dreigde uit te pakken. Ik begreep dat er de afgelopen jaren binnen de ploeg al meerdere mensen op mijn huidige stoel hadden gezeten. Daardoor keek men wel echt de kat uit de boom en duurde het een tijdje voordat ik vertrouwen voelde. Ik ben een gevoelsmens en dat was wel even lastig. Maar de mensen die ik – binnen en buiten het team – had gesproken toen ik de beslissing nam, waren nu ook diegenen die me aanmoedigden om rustig door te gaan met mijn ingeslagen pad. Zodat de mensen zouden merken dat ik goede intenties heb, dat ik alleen maar wil bijdragen om iedereen beter te laten functioneren. In de praktijk blijkt nu na een goed half jaar dat de werkzaamheden wel meer behelzen dan ik had gedacht. Maar ik voel me heel goed op mijn plek. Je blijkt met veel mensen toch ook een gemene deler te hebben. Zo krijg je al direct waardering van mensen die op de baan gewerkt hebben en Sebastian Langeveld was ook direct een goed klankbord om te duiden waarom ik waar tegen bepaalde zaken opliep. Maar ik werkte voornamelijk met ploegleiders die ik vooral kende van de tijd dat ik ze op televisie zag fietsen. Die personen moet je ook beter en persoonlijk leren kennen om aan te voelen hoe zij functioneren.”
Andere cultuur
En dan heeft Schep ook nog met een andere cultuur te maken. “Het is een Amerikaans team. Dat betekent dat op kantoor in de Verenigde Staten mensen op kantoor belangrijk werk verrichten om de ploeg te laten voortbestaan. Maar het sporttechnische hart van Education First bevindt zich in Girona. Ik vlieg meerdere keren per maand heen en weer tussen Spanje en Nederland om daar ook te spreken met het andere personeel en met renners die daar op dat moment zitten. Teammanager Jonathan Vaughters is op en top een Amerikaan. Ik spreek hem weinig, maar als hij ergens mee komt, is het kort en bondig. Dan gaat het ergens over en dan draait hij er niet om heen. Ik moet zeggen dat ik bij de ploegpresentatie toch onder de indruk was van hoe hij de ploeg neerzet en sponsors als Education First, Rapha en Cannondale aan zich heeft weten te binden. De afgelopen jaren was er toch enigszins gesaneerd binnen het team om de ploeg in leven te houden. Dat gaat soms gemakkelijker door bij de omkadering te besparen, renners heb je immers altijd nodig. Maar toen we onze huidige sponsor kregen, ontstond er weer ruimte om te investeren in training en testen en dat is toen ook direct gedaan. We hebben regelmatig overleg om de technische voortgang te evalueren en dat werkt goed. Als het echt nodig is, dan zit Vaughters er vrij strak op. Ik denk dat dat goed is, hij heeft de verantwoordelijkheid en laat dan wel voelen wie de baas is.“
Vaughters zelf heeft met Sebastian Langeveld nog één renner onder zijn hoede die hij traint. Schep: “Zo blijft hij betrokken bij de training, in theorie en in de praktijk. Hij heeft ook veel ervaring. Dan zegt hij ‘Peter ik heb er geen wetenschappelijk bewijs van, maar dit werkt bij bepaald renners wel’ . Hij is super bevlogen. Maar het heeft – met zijn belangrijke werk om de ploeg draaiende te houden – weinig zin voor hem om vijf renners te trainen. Aan Sebastian heeft hij bovendien een goede. Dat is een ervaren renner die het ook aandurft om weerwoord te bieden. Een jonge renner durft misschien toch niet zo’n snel de grote baas tegen te spreken als hij het gevoel heeft dat iets niet werkt. Na een tijdrit van Sebastian deel ik de gegevens met hen beiden. Dat is toch wat ik doe: ik kijk mee in alle data. Ben soms uren aan het kijken, vergelijken en verklaren waarom de ene renner een bepaalde prestatie wel en een ander die niet kan leveren. Het is een cliché, maar veel draait om details. Wij werken met jonge renners die met talent binnen komen, maar er moet over het algemeen veel gebeuren voordat zo’n coureur echt tot de top behoort. Ik praat met renners, krijg van verschillende kanten input en zo leggen we met z’n allen de stukjes van een puzzel. Het gaat om veel dingen bij elkaar. Om voeding, materiaal, training en ook om het vertrouwen dat groeit dat je op de goede weg bent. En ambitie van de renner blijft heel belangrijk. En dan zie je aan het einde van die ontwikkeling Hugh Carty een belangrijke bergrit in de Ronde van Zwitserland winnen. Daar heeft iedereen in de ploeg dan wel iets aan bij gedragen, maar de renner zelf het meeste. Dat geeft dan nog meer voldoening dan het halen van een megatalent. Wij moeten ook creatief zijn om resultaat te bereiken, zonder dat je het budget hebt van teams als Sunweb en Jumbo-Visma. Daar dient de vergelijking met de baanploeg zich weer aan. Wij streden tegen Team GB, waar ze veel meer middelen tot hun beschikking hebben. Maar wisten met onze talenten toch goede resultaten te behalen.”
Geen spijt
Over de baanploeg gesproken, heeft hij ooit spijt gehad? “Eigenlijk kon ik de baanploeg vrij gemakkelijk los laten, al heb ik met de renners die daar behoefte aan hebben nog best wel eens contact. Drink ik wel eens een kopje koffie. Ik heb me wel druk gemaakt over het afscheid, vond het lastig om – na een beslissingsproces van twee weken – te vertellen dat ik weg ging. Maar ik had me voor niets druk gemaakt om hun reacties. Ze waren allemaal heel spontaan en gunden het me. Dat deed me goed. Ik heb geen zorgen gehad of ze de ingezette lijn wel konden doortrekken. Ik was al fan van de sprintgroep en nu volg ik ook de duuratleten als supporter.”