Met zijn plotselinge afscheid van het peloton zette Lieuwe Westra het onderwerp ‘depressie’ opnieuw op de kaart. Maar hoe ontstaan depressies eigenlijk? En wat kun je eraan doen om ze te voorkomen? Sportpsycholoog Ivo Spanjersberg beantwoordt die vragen als wetenschapper, terwijl voormalig profrenner Maarten Tjallingii zijn eigen ervaring als renner combineert met zijn kennis van persoonlijke ontwikkeling.
Hoe sterk is de eenzame fietser die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind. Zichzelf een weg baant.
Als we de bekende openingszinnen van Boudewijn de Groots hit ‘Jimmy’ als vraag opvatten, luidt het antwoord: heel sterk, zowel fysiek als mentaal. Want om de wind te trotseren moet je fysiek van goeden huize komen en wie moederziel alleen op pad gaat, moet ook in zijn hoofd sterk zijn. ,,Focus is het sleutelwoord”, stelt Maarten Tjallingii, die zich al sinds 2003 in het onderwerp mentale training verdiept. Sinds kort timmert hij op dat vlak aan de weg met zijn bedrijf, Mii Coaching. Als Master Practitioner NLP, gecombineerd met ervaring uit de buik van het peloton, weet hij dat een wielerleven niet altijd over rozen gaat. ,,Als renner weet je dat je door goed te trainen fysiek heel veel aankan, maar een stemming kan in een seconde omslaan van vertrouwen in twijfel. En dan komt het er in een wedstrijd toch niet helemaal uit. Een vervelende ervaring vlak voor de start kan al zorgen voor een gebrek aan focus en dus een minder resultaat.”
Dip wordt depressie
Dergelijke ervaringen monden natuurlijk niet altijd uit in een depressie. Daar zijn nog andere factoren voor nodig. Sportpsycholoog Ivo Spanjersberg deelt ze op in drie groepen: biochemische factoren (in het lichaam), copingvaardigheden en life events, omstandigheden in je leven die ervoor zorgen dat je in een dip terecht komt. Het verlies van een dierbare, bijvoorbeeld. ,,De rouwfase die je na zo’n moment doormaakt, heeft veel kenmerken van een depressie. Een mentale dip die langer dan twee weken duurt en minimaal vijf specifieke kenmerken bevat, noem je een depressie.”
Zoals niet iedereen even vatbaar is voor de griep, heeft ook niet iedereen evenveel aanleg om een depressie te krijgen. Hoewel niemand ervan gevrijwaard blijft, bepalen deze drie aspecten in welke mate je risico loopt. Spanjersberg: ,,Een gedeelte van je aanleg is familiair bepaald. Een nog veel groter deel zit hem in de omstandigheden waar je mee te maken krijgt en de manier waarop je daarmee omgaat.”
Voor dat laatste bestaat in de psychologie de term ´coping´. ,,Je kop in het zand steken is bijvoorbeeld niet zo’n handige copingvaardigheid”, legt Spanjersberg uit. ,,Dat is op de korte termijn weliswaar handig, maar levert je uiteindelijk juist meer problemen op. Toch doen we het allemaal weleens. Denk aan de blauwe envelop van de Belastingdienst die we snel onderop het stapeltje post leggen. Daarmee is het probleem even uit beeld, maar zeker niet weg.” Een effectievere manier noemt hij ‘de koe bij de hoorns vatten’. ,,Dus problemen aanpakken in plaats van ze voor je uitschuiven. Begin met zaken waar je het meest last van hebt.”
Sociale controle
Wie mentaal in een dip belandt, kan de knop vaak zelf moeilijk omzetten. Een goed sociaal netwerk is op zo’n moment van groot belang. ,,Het kan zelfs helpen om een depressie buiten de deur te houden”, stelt Spanjersberg, die denkt dat renners door de focus op prestaties niet bij elk klachtje aan de bel trekken. ,,Wanneer je toch ergere problemen krijgt en je daar niet makkelijk over kunt praten, helpt dat je omgeving niet om jouw problemen te herkennen. Familie en vrienden zullen het wel doorhebben als je niet lekker in je vel zit, maar een onbekende ploeggenoot niet.”
Spanjersberg neemt Lieuwe Westra als voorbeeld. ,,In interviews las ik dat hij in zijn eentje op een terras in Monaco zat te eten, met om hem heen allemaal families. Dat zou ik na een paar avonden al vervelend vinden. Bovendien zat hij in een ploeg met Italianen en Kazachstanen, wat voor een taalbarrière zorgde. Dan is het lastiger om een klik te krijgen en kun je geisoleerd raken. Contact kunnen maken met nieuwe mensen kan dus ook een belangrijke vaardigheid zijn ter preventie van depressie. In combinatie met privéproblemen heeft dat er aardig ingeklapt. Tot slot vertelde Lieuwe dat hij als topsporter zijn lichaam voortdurend moest uitknijpen. Op die manier laadt je batterij niet meer goed op en verlies je het plezier. Als je die vier dingen bij elkaar optelt, is het risico op een depressie zeker aanwezig.”
Taboe
Hoewel verschillende sporters de afgelopen jaren over hun depressie hebben verteld, blijft het een gevoelig onderwerp. Schaatser Stefan Groothuis is een van de weinigen die er wel heel open over is en ook Maarten den Bakker sprak er eens over in een interview. Een schrijnender voorbeeld is de Duitse keeper Robert Enke, die dat niet kon en uiteindelijk zelfs voor de trein sprong. ,,Ik heb het idee dat het in de topsport nog een taboe is”, stelt Spanjersberg. ,,Het is ontzettend persoonlijk en vaak heerst er een gevoel van schaamte. Je hoeft het natuurlijk ook niet altijd aan de grote klok te hangen.”
Toch acht Spanjersberg de kans dat topsporters depressief worden statistisch gezien kleiner dan bij de gemiddelde Nederlander. ,,Ze krijgen namelijk veel beweging en hebben dankzij hun sport allerlei mentale vaardigheden ontwikkeld om de top te bereiken. Denk aan de discipline die nodig is om naar een bepaald doel toe te werken. Zoiets kan helpen als je je niet lekker voelt.”
Moraal tanken
Omdat je als wielrenner meer wedstrijden verliest dan je er wint, is het soms een kunst je moraal hoog te houden. Immers: alles wat je aandacht geeft, groeit. Ook negatieve zaken als een slechte wedstrijd en een mindere training. ,,Probeer daarom alles wat je doet onbevooroordeeld te bekijken en bedenk wat je ervan kunt leren”, adviseert Tjallingii. ,,Beschouw je acties dus niet als goed of fout; iets werkt voor je of niet. Zo levert een negatieve ervaring alsnog een leermoment op waar je toch een positief gevoel aan over kunt houden. Je hebt altijd een keuze, alleen ben je je daar niet altijd van bewust.”
Volgens Tjallingii is het topsporters eigen juist voor die succesmomenten te gaan. ,,Daar kun je je het meest aan optrekken. Maar leermomenten uit wedstrijden zonder winst kunnen zijn: wat gebeurde er precies? Hoeveel vertrouwen had ik op dat moment? En waarvan kreeg ik dat vertrouwen? Bij dat laatste kun je denken aan heel eenvoudige zaken: je hebt je trainingsschema afgewerkt, je voeding op orde en je fiets gereed. Daar kun je moraal uit tanken.”
Wie de moed onverhoopt toch verliest, heeft volgens Tjallingii de neiging om de aandacht te richten op alles wat niet goed gaat. ,,Met dezelfde strategie, maar dan de focus op het positieve, ziet de wereld er heel anders uit. Even uitzoomen is vaak al voldoende. Waar ben ik nou eigenlijk mee bezig? Bepaal voor jezelf wat wel werkt en wat juist niet. Soms moet je daarvoor inderdaad oude emoties opruimen die je in de weg zitten, maar verder is het vooral belangrijk om de functionele strategie te volgen.”
Als voorbeeld noemt hij het beïnvloeden van je stemming. ,,Denk maar eens terug aan het mooiste wat je in je leven hebt meegemaakt. Voel wat je toen voelde, hoor wat je hoorde. Je zult zien dat het werkt. Hoe meer je als renner oefent met het herkennen en oproepen van stemmingen, hoe makkelijker je dit tijdens een wedstrijd kunt toepassen.”
Leermoment
Als het gaat om tegenslagen verwerken, kan Tjallingii uit eigen ervaring putten. Zo brak hij in 2012 zijn heup bij een val in de derde etappe van de Tour de France. ,,Dat moment heb ik benut om te leren van die situatie. De belangrijkste conclusie was dat ik mijn werk nog goed kan doen als ik 95 procent fit ben. Kom ik daaronder en fiets ik in de gevarenzone van het peloton, dan ben ik niet scherp genoeg meer om op mijn omgeving te reageren. Op het moment van mijn val had ik midden in het peloton eigenlijk niets meer te zoeken. Na mijn herstel liet ik me dan ook veel sneller lossen of uitzakken, om de risico’s te vermijden en heelhuids de streep te halen.”
Positief als hij is, kon Tjallingii vrijwel direct na zijn val de knop omzetten. ,,Natuurlijk baalde ik onderweg naar het ziekenhuis wel, ik kon alleen mezelf iets verwijten. Boos worden op andere renners, een keer goed schelden, lucht misschien even op, maar uiteindelijk heb je er niets aan. Hun gedrag kan ik toch niet beïnvloeden. Zoek het dus bij jezelf. Er is altijd wel een aanknopingspunt te vinden. Dat betekent niet dat je alles alleen moet doen. Juist niet. Betrek je omgeving bij je proces en je overwegingen.”
Mentale dip? Zó blijf je gemotiveerd!
Iedereen heeft weleens een dipje, maar met een sterke basis kun je erger voorkomen. Ten eerste is het belangrijk dat je sport omdat je dat zelf graag wilt. Niemand kan je dat verplichten. Daarnaast benoemt sportpsycholoog Ivo Spanjersberg drie factoren die je motivatie op peil houden:
- Kweek zelfvertrouwen. ,,Kies je doelen goed, zodat je regelmatig succes hebt. Wanneer je de lat continu te hoog legt, haal je je doelen niet en zal je minder gemotiveerd raken.”
- Voel je verbonden. ,,Als sociale dieren helpt het ons om gelijkgestemden om ons heen te hebben. Dat kunnen teamgenoten zijn, maar ook je partner. Wanneer je omringd bent door mensen met dezelfde instelling, sport je met meer plezier.”
- Zorg voor autonomie. ,,Wanneer je uit vrije keus kunt trainen, werkt dat beter dan wanneer je het gevoel hebt dat je moet trainen.”