Ze wordt de nieuwe leading lady van de cross genoemd. In dienst van het Belgische Crelan-Charles beleeft Maud Kaptheijns dit jaar inderdaad haar grote doorbraak. “Ik heb veel in mezelf geïnvesteerd.”
Waarom heb je voor een Belgische ploeg gekozen?
“Simpel, als veldrijdster moet je eigenlijk wel in België zitten. Ik reed vorig jaar natuurlijk al voor een Vlaamse ploeg (Steylaerts-Verona, red.), maar toen in juni de kans voorbij kwam om bij Crelan-Charles te tekenen, heb ik niet getwijfeld. Ik had meteen heel veel vertrouwen in Nick Nuyens en Niels Albert. Het voelde goed. Ze zijn heel fijne gasten om mee samen te werken. Ook de sfeer in de ploeg is goed. Iedereen helpt elkaar. In oktober zijn we bijvoorbeeld twee weken in de Verenigde Staten geweest en daar hebben we heerlijk kunnen trainen. Dat er met Loes Sels nog een ervaren veldrijdster bij de ploeg rijdt, is ook heel fijn. Ik raad Nederlandse veldrijders dus zeker aan voor een Belgisch team te tekenen.”
In hoeverre zijn je uitstekende prestaties te danken aan je nieuwe ploeg?
“Ik heb veel in mezelf geïnvesteerd en kende een goede zomer. Ik let bijvoorbeeld nog net wat meer op mijn voeding. De nieuwe ploeg speelt zeker mee. We hebben topmateriaal. Mijn fiets is één kilo lichter en dat merk je meteen. Verder weet ik dat alles goed geregeld is. Dat geeft rust. Maar ook de samenwerking met Wilfried Cretskens, mijn nieuwe trainer, is erg belangrijk. Hij stuurt me bij op momenten dat ik het even niet meer weet.”
Wat maakt een Belgische ploeg anders dan een Nederlandse?
“In Nederlandse ploegen plannen ze altijd alles heel ver vooruit, in België doen ze dat veel minder. Vlamingen zijn veel relaxter. In het begin had ik daar moeite mee en moest ik er aan wennen. Maar mijn manager Peter Cretskens, de neef van Wilfried, regelt alles. Daarom weet ik dat alles in orde komt. Ik hoef me dus niet druk te maken over contracten en startgelden voor de crossen.”
Welke cultuurverschillen vallen je op?
“Nederlanders zijn natuurlijk erg nuchter, maar Vlaamse supporters gaan er helemaal voor. Ik heb sinds kort een Belgische supportersclub in café De Linde, in Gelinden. Die fans leven helemaal met je mee. Ze komen elk weekend naar de cross en willen ook elke wedstrijd weer met me op de foto. Ik was altijd gewend om na een goede prestatie in mijn camper te stappen en lekker rustig naar huis te gaan. Af en toe gingen we met een paar mensen wat eten en daar bleef het dan wel bij. Maar Vlamingen willen een succes samen vieren. Na de overwinningen werd er een mooie fles champagne geopend. Ook in de pers is er veel meer aandacht voor de koers en de Vlaamse journalisten houden wel van wat sensatie. Het is erg druk, maar ook leuk om allemaal mee te maken. Binnenkort ga ik wel met Peter Cretskens bespreken hoe we het allemaal wat strakker kunnen regelen.”
Ben je al een beetje ingeburgerd in de Vlaamse wielercultuur?
“Jazeker. Ik merk bijvoorbeeld dat ik steeds meer woorden uit de Vlaamse taal overneem. Dat gaat vanzelf. Is het eigenlijk ‘vast en zeker’ of ‘zeker en vast’? Daar begin ik al over te twijfelen.”
Zou je België kunnen wonen?
“Ja, maar met de huidige verdiensten is het voor een veldrijdster nog aantrekkelijker om in Nederland te blijven. Ik woon vlakbij de Belgische grens en ga al vanaf mijn jeugd voor heel veel zaken naar België. Afspraken bij de dokter gaan bijvoorbeeld heel soepel. Vroeger keek ik tekenfilms ook altijd op Ketnet en ik irriteer me aan het Nederlandse wielercommentaar. Tijdens wedstrijden staat dus altijd Sporza op. Ook mijn manager, masseur en trainer zijn Belgisch, maar een echte Belg zal ik nooit worden. Er stroomt nu eenmaal wat oranje bloed door mijn lijf.”